Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA3976

Datum uitspraak2007-03-02
Datum gepubliceerd2007-04-27
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
Zaaknummers03/700463-06; 03/411046-06 (ttzgev);VTVV 10/276624-04
Statusgepubliceerd


Indicatie

Ten tijde van de opsporing door de politie bestond er voldoende redelijk vermoeden van schuld in de zin van artikel 9 van de Opiumwet om tot controle van de personenauto van verdachte over te gaan. Wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dealer van verdovende middelen is. Ondanks herhaaldelijke politiecontrole heeft hij deze activiteit niet gestaakt.


Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT Sector Strafrecht Parketnummers: 03/700463-06; 03/411046-06 (ttzgev);VTVV 10/276624-04 Datum uitspraak: 2 maart 2007 Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 februari 2007 op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen [naam verdachte], geboren te [geboorteplaats en datum verdachte], wonende te [adres verdachte]. De bij afzonderlijke dagvaardingen onder bovenvermelde parketnummers aangebrachte zaken zijn ter terechtzitting gevoegd. De tenlasteleggingen Aan de verdachte is in de zaak met het parketnummer 03/700463-06 na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat 1. hij op of omstreeks 29 augustus 2006 in de gemeente Heerlen, in elk geval in het arrondissement Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aan [Y.] (ongeveer) 7,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of (ongeveer) 0,65 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; 2. hij op of omstreeks 29 augustus 2006 in de gemeente Heerlen, in elk geval in het arrondissement Maastricht, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 10,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of (ongeveer) 4,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; 3. hij op of omstreeks 14 februari 2006 in de gemeente Vaals opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I; 4. hij op of omstreeks 25 juli 2006 in de gemeente Sittard-Geleen, in elk geval in het arrondissement Maastricht, opzettelijk heeft vervoerd en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt aan [M.], in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (ongeveer) 20 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of (ongeveer) 40 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; 5. hij op of omstreeks 21 mei 2006, in de gemeente Sittard-Geleen, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Urmonderbaan, de kruising althans splitsing van die weg en de weg, de Oude Postbaan, in strijd met een in zijn, verdachtes, richting gekeerd en voor hem, verdachte, bestemd rood licht uitstralend verkeerslicht is opgereden, en/of (vervolgens) te Urmond, in de gemeente Stein, rijdende op de weg, de A2, heeft gereden met een snelheid van ongeveer 164 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 120 kilometer per uur, althans met een te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse, en/of (vervolgens) in de gemeente Beek en/of in de gemeente Heerlen althans in het arrondissement Maastricht rijdende op de weg, de A76, zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn, verdachtes, motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers is hij, verdachte, rijdende met een snelheid van ongeveer 140 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan 80 kilometer per uur, op een afstand van ongeveer 3 meter, in elk geval met een gelet op die snelheid te korte afstand, achter een ander motorrijtuig (personenauto) gaan en/of blijven rijden, door welke gedraging(en) van verdachte (telkens) gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans (telkens) kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg (telkens) werd gehinderd, althans (telkens) kon worden gehinderd; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd. Aan de verdachte is in de zaak met het parketnummer 03/411046-06 (ttzgev) ten laste gelegd dat 1. hij, op of omstreeks 25 mei 2006, in de gemeente Heerlen, als degene van wie ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 de overgifte van een op zijn naam gesteld rijbewijs was gevorderd en/of als degene van wie zijn rijbewijs was ingevorderd en aan wie dat bewijs niet was teruggegeven, op de weg, het Homerusplein, een motorrijtuig, (personenauto), van de categorie of categorieën, waarvoor dat rijbewijs was afgegeven, heeft bestuurd; De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de geldende wegenverkeerswetgeving betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met het parketnummer 03/700463-06 onder 1, 2, 3, 4, en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat 1. hij op 29 augustus 2006 in de gemeente Heerlen opzettelijk heeft vervoerd en verkocht aan [Y.] ongeveer 7,7 gram, van een materiaal bevattende heroïne en ongeveer 0,65 gram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I; 2. hij op 29 augustus 2006 in de gemeente Heerlen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 10,5 gram, van een materiaal bevattende heroïne en ongeveer 4,5 gram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I; 3. hij op 14 februari 2006 in de gemeente Vaals opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1,8 gram, van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I; 4. hij op 25 juli 2006 in de gemeente Sittard-Geleen, opzettelijk heeft vervoerd en verkocht aan [M.], ongeveer 20 gram van een materiaal bevattende heroïne, en ongeveer 40 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I; 5. hij op 21 mei 2006, in de gemeente Sittard-Geleen, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Urmonderbaan, de kruising van die weg en de weg, de Oude Postbaan, in strijd met een in zijn richting gekeerd en voor hem bestemd rood licht uitstralend verkeerslicht is opgereden, en te Urmond, in de gemeente Stein, rijdende op de weg, de A2, heeft gereden met een snelheid van ongeveer 164 kilometer per uur, en in het arrondissement Maastricht rijdende op de weg, de A76, zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers is hij rijdende met een snelheid van ongeveer 140 kilometer per uur, op een afstand van ongeveer 3 meter, achter een ander motorrijtuig (personenauto) gaan en blijven rijden, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg kon worden veroorzaakt; De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met het parketnummer 03/411046-06 onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat 1. Hij op 25 mei 2006, in de gemeente Heerlen, als degene van wie zijn rijbewijs was ingevorderd en aan wie dat bewijs niet was teruggegeven, op de weg, het Homerusplein, een motorrijtuig, (personenauto), van de categorie of categorieën, waarvoor dat rijbewijs was afgegeven, heeft bestuurd. Bewijsoverweging met betrekking tot de zaak met parketnummer 03/700463-06 onder feit 3 De raadsman heeft met betrekking tot de zaak met parketnummer 03/700463-06 onder feit 3 aangevoerd dat er ten tijde van de opsporing ten aanzien van zijn cliënt geen sprake was van een “redelijkerwijs vermoeden” in de zin van artikel 9 van de Opiumwet. De verbalisanten hadden derhalve niet mogen overgaan tot het instellen van een oppervlakkig onderzoek aan het vervoermiddel -een personenauto- van zijn cliënt. Het opgemaakte proces-verbaal bevindingen d.d. 14 februari 2006 dient derhalve van het bewijs te worden uitgesloten. Verdachte dient dan ook ten aanzien van het tenlastegelegde feit onder 3 te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt dienaangaande het navolgende. In artikel 9, eerste lid onder a, van de Opiumwet is onder meer bepaald dat opsporingsambtenaren toegang hebben tot vervoermiddelen waarvan hun bekend is, of waarvan redelijkerwijze door hen kan worden vermoed, dat daarmede ingevoerd of vervoerd worden of dat daarin bewaard worden of aanwezig zijn middelen als bedoeld in lijst I en II van de Opiumwet. Uit het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 februari 2006 (pagina 69 en volgende van het dossier) blijkt dat verbalisanten een mannelijk persoon, type junk, gekleed in een zwarte jas met capuchon en een lichte broek zagen lopen. Deze persoon droeg de capuchon over zijn hoofd en gooide met zijn rechterhand een zwart voorwerp links naast zich in het struikgewas. Tegelijkertijd zagen verbalisanten een zilverkleurige personenauto van het merk Mitsubishi, bestuurd door een man met een Marokkaans uiterlijk. Vervolgens zagen de verbalisanten dat de man die het zwarte voorwerp in het struikgewas had gegooid, aan de bijrijderzijde van die Mitsubishi in stapte. De verbalisanten constateerden dat de Mitsubishi een nabijgelegen parkeerplaats op reed en vervolgens na een minuut weer van genoemde parkeerplaats weg reed. De man die eerder op de bijrijderplaats had plaatsgenomen was toen niet meer in die Mitsubishi aanwezig. De rechtbank is van oordeel dat er, nadat verbalisanten het bovengenoemde hebben geconstateerd, sprake was van voldoende redelijkerwijs vermoeden in de zin van artikel 9 van de Opiumwet, om tot controle en tot het instellen van een onderzoek aan de personenauto van verdachte over te gaan. Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen. Bewijsoverweging met betrekking tot de zaak met parketnummer 03/700463-06 onder feit 4 De raadsman heeft met betrekking tot de zaak met parketnummer 03/700463-06 onder feit 4 aangevoerd dat verdachte het ten laste gelegde feit ontkent en dat verdachte [M.], van wie is vastgesteld dat hij verdovende middelen heeft gekocht, zijn cliënt niet heeft aangewezen als zijnde de dealer van wie hij de verdovende middelen heeft gekocht. De raadsman is derhalve van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om het tenlastegelegde feit onder 4 bewezen te verklaren. De raadsman is van mening dat verdachte ten aanzien van dit feit dient te worden vrijgesproken. Met betrekking tot dit verweer van de raadsman overweegt de rechtbank dienaangaande als volgt. Blijkens het proces-verbaal aanleiding, nummer 2006100946 (pagina 140 en volgende van het dossier) blijkt dat verbalisanten op dinsdag 25 juli 2006 een ambtshalve bekende rode Opel Astra zagen rijden. Het is bij de verbalisanten bekend dat dit voertuig gebruikt wordt door drugsrunners. In de Opel Astra zat een bestuurder, een man met een Noord-Afrikaans uiterlijk. Zij zagen vervolgens dat de bestuurder de Opel Astra aan de Stationsstraat had geparkeerd en aan het telefoneren was. Vervolgens zagen verbalisanten verdachte [M.] in voornoemde Opel Astra stappen. Omstreeks 19.12 uur reed het voertuig met beide inzittenden weg. Om 19.25 uur werd de bewuste Opel Astra aangetroffen op de Kastanjelaan te Geleen. De Kastanjelaan is een zijstraat van de Burgemeester Lemmenstraat. Het is de verbalisanten ambtshalve bekend dat in de omgeving van de Burgemeester Lemmenstraat te Geleen verschillende illegale drugspanden liggen. In het voertuig zat de verdachte [M.] op de bijrijderstoel. Omstreeks 19.34 uur op diezelfde dag zagen verbalisanten [namen verbalisanten] dat de Opel Astra stopte op het Stationsplein en dat verdachte [M.] uit het voertuig was gestapt. De bestuurder van de Opel Astra reed vervolgens rechtsaf de Stationsstraat in en verdween uit zicht. Verdachte [M.] werd omstreeks 19.35 uur die dag aangehouden op verdenking van overtreding van de Opiumwet. Bij verdachte [M.] werden verdovende middelen aangetroffen en in beslag genomen. Verbalisant [naam verbalisant] zag omstreeks 19.36 uur dat voornoemde Opel Astra over de Frans Erenslaan te Geleen reed. Hij zag als bestuurder een man van vermoedelijk Noord-Afrikaanse afkomst, met een smal trechtervormig gezicht en een smal postuur. Hierna is de verbalisant het voertuig uit het zicht verloren. Later die dag, om 21.13 uur, werd verdachte [naam verdachte] ter zake van overtreding van de Opiumwet aangehouden. Verdachte [naam verdachte] was ten tijde van zijn aanhouding gekleed in grijze lange joggingbroek en een licht shirt. Verbalisant [naam verbalisant] herkende de aangehouden verdachte [naam verdachte] op het moment van aanhouding als de eerder door hem op die dag om 19.36 uur op de Frans Erenslaan te Geleen geziene bestuurder van de rode Opel Astra. Tijdens het verhoor bij de politie heeft verdachte [M.] erkend vanuit een rode Opel Astra van een jonge Arabische man met een korte rose broek en een wit of licht T-shirt verdovende middelen te hebben gekocht. Tevens heeft [M.] verklaard dat deze man met de bewuste auto naar een pand is gereden, uit de auto is gestapt en dat hij, [M.] in de auto is blijven zitten. Na een minuut of vijf kwam de dealer terug met de verdovende middelen. Vervolgens is verdachte [M.] geconfronteerd met verdachte [naam verdachte]. Verdachte [M.] heeft verklaard dat hij verdachte [naam verdachte] niet herkent als zijnde de persoon was van wie hij die dag verdovende middelen heeft gekocht. Als reden geeft [M.] op dat de dealer een korte rose/rode sportbroek droeg en een wit T-shirt. Verdachte [naam verdachte] heeft desgevraagd bij de politie verklaard die ochtend een rood sportbroekje en een wit poloshirt te hebben aangetrokken. Hij heeft zich een half uur voordat hij werd aangehouden omgekleed in de grijze lange joggingbroek. De rechtbank kent geen waarde toe aan het onderdeel van de verklaring van [M.] betreffende het niet herkennen van verdachte [naam verdachte] als zijnde de dealer van wie hij de verdovende middelen heeft gekocht. Hierbij kan in het midden blijven of [M.] zich vergist dan wel de onwaarheid spreekt. De rechtbank is van oordeel dat uit de hierboven beschreven bevindingen van de verbalisanten in het proces-verbaal aanleiding, de verklaring van verdachte [naam verdachte] ten aanzien van de door hem gedragen kleding en het korte tijdsverloop tussen de aanhouding van [M.] om 19.35 uur en het tijdstip van 19.36 uur waarop verdachte [naam verdachte] als bestuurder van de Opel Astra is gesignaleerd, blijkt dat verdachte [naam verdachte] de dealer is van wie [M.] de verdovende middelen heeft gekocht. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen. De partiële vrijspraak De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte in de zaak met het parketnummer 03/700463-06 onder 1, 2, 3, 4, en 5 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte in de zaak met het parketnummer 03/411046-06 onder 1 meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. De bewijsmiddelen De beslissing van de rechtbank, dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen, houdende de daartoe redengevende feiten en omstandigheden. De kwalificatie Het in de zaak met het parketnummer 03/700463-06 bewezen verklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als volgt. T.a.v. feit 1: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod T.a.v. feit 2: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod T.a.v. feit 3: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod T.a.v. feit 4: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod Het in de zaak met het parketnummer 03/411046-06 bewezen verklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als volgt. T.a.v. feit 1: overtreding van artikel 9, zevende lid, van de Wegenverkeerswet 1994 De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar. De redengeving van de op te leggen straffen De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte ter zake de feiten in de zaak met parketnummer 03/700463-06 onder 1, 2, 3, en 4 en in de zaak met parketnummer 03/411046-06 onder feit 1 zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, met aftrek conform het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. Voor wat betreft de overtreding in de zaak met parketnummer 03/700463-06 onder feit 5, heeft de officier van justitie ter terechtzitting gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 800,00 en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie maanden. De raadsman heeft ten aanzien van de zaak met het parketnummer 03/700463-06 onder 3 en 4 vrijspraak bepleit. Voor wat betreft de tenlastegelegde feiten onder 1, 2 en 5 refereert hij zich aan het oordeel van de rechtbank. In de zaak met het parketnummer 03/411046-06 onder 1 refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank. Met betrekking tot de strafmaat heeft de raadsman aangevoerd een taakstraf geschikt te vinden. Mocht de rechtbank overgaan tot het opleggen van een gevangenisstraf dan acht de raadsman het passend een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Mede gelet op hetgeen door de officier van justitie en namens de verdachte ter terechtzitting naar voren is gebracht, overweegt de rechtbank in verband met de op te leggen straffen het volgende. De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straffen gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met: - de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving; - de omstandigheid dat hard drugs als de onderhavige, eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren voor de gezondheid van die gebruikers opleveren, terwijl die gebruikers hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend. De rechtbank overweegt daartoe het navolgende. De handel in verdovende middelen - en de daarop gerichte dan wel daarmee samenhangende activiteiten - dient streng te worden bestreden. Verdovende middelen zijn niet alleen schadelijk voor de volksgezondheid, maar vormen ook een bedreiging voor de samenleving in het algemeen vanwege de verslaafdencriminaliteit die het gebruik ervan met zich meebrengt. Dit veroorzaakt veel schade en onrust in de samenleving. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij zich van al deze schadelijke aspecten kennelijk geen rekenschap heeft willen geven, klaarblijkelijk uitsluitend eigen geldelijk gewin voor ogen heeft gehad en, gegeven het feit dat hij - naar thans moet worden vastgesteld: tegen beter weten in - elke betrokkenheid bij de bewezenverklaarde feiten heeft ontkend, er tot op heden op geen enkele wijze blijk van heeft gegeven de ernst en het laakbare van die door hem gepleegde strafbare feiten in te zien. Bij de straftoemeting heeft de rechtbank er tevens rekening mee gehouden dat verdachte op verschillende data, te weten op 14 februari 2006, op 25 juli 2006 en op 29 augustus 2006 zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van strafbare feiten. Ondanks het feit dat verdachte in een relatief kort tijdsbestek van een half jaar op afzonderlijke tijdstippen door de politie gecontroleerd wordt in verband met de handel in verdovende middelen, was dit voor verdachte geen aanleiding om met het plegen van deze strafbare feiten te stoppen. Het beslag De in de beslissing als zodanig te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een geldbedrag ad € 455,00 en een geldbedrag ad € 190,00 zoals vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen d.d. 5 januari 2007 onder de nummers 1, 2, 3, 4 en 2 volgens eigen opgave aan de verdachte toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het voorwerpen zijn die de verdachte geheel of ten dele ten eigen bate kan aanwenden en die geheel of grotendeels door het in de zaak met parketnummer 03/700463-06 onder 1 en 4 bewezen verklaarde strafbare feit zijn verkregen en dat verdachte daarmee bekend was, althans zulks redelijkerwijs had kunnen vermoeden. De rechtbank zal de teruggave aan de verdachte gelasten van het inbeslaggenomene, te weten een GSM merk Nokia en een GSM merk Samsung, zoals vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen d.d. 5 januari 2007 onder de nummers 2 en 3. De toepasselijke wettelijke bepalingen De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 23, 24c, 33, 33a, 57 en 62 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 5, 9 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994. De vordering tot tenuitvoerlegging Ter terechtzitting is gelijktijdig behandeld de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging alsnog van een geldboete van € 200,00, aan de verdachte opgelegd bij onherroepelijk vonnis van de Kantonrechter te Rotterdam d.d. 22 februari 2005 gewezen onder parketnummer 10/276624-04. De vordering voldoet aan de bij de wet gestelde eisen. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte door hetgeen thans bewezen en strafbaar is verklaard zich voor het einde van de vastgestelde proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit met betrekking tot onherroepelijk vonnis van de Kantonrechter te Rotterdam d.d. 22 februari 2004 en aldus de algemene voorwaarde heeft overtreden. Bijzondere omstandigheden die aan de gevorderde tenuitvoerlegging in de weg zouden staan zijn niet aanwezig. De rechtbank zal dan ook de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten. DE BESLISSINGEN: De rechtbank - verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het in de zaak met het parketnummer 03/700463-06 onder 1, 2, 3, 4, en 5 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan; - verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het in de zaak met het parketnummer 03/411046-06 onder 1 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan; - verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte in de zaak met het parketnummer 03/700463-06 onder 1, 2, 3, 4, en 5 en in de zaak met parketnummer 03/411046-06 onder 1 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij; - verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat de verdachte strafbaar is; - veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde in de zaak met parketnummer 03/700463-06 onder feit 1, 2, 3 en 4 tot een gevangenisstraf voor de tijd van TWAALF MAANDEN; - beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; - veroordeelt de verdachte voor het hiervoor in de zaak met parketnummer 03/700463-06 onder 5 en in de zaak met parketnummer 03/411046-06 onder 1 bewezenverklaarde tot een geldboete van € 800,00 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 16 dagen; - ontzegt de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 03/700463-06 onder 5 en in de zaak met parketnummer 03/411046-06 onder 1 bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van DRIE MAANDEN; - bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde ingevolge artikel 27 van de Wegenverkeerswet voor het voor tenuitvoerlegging vatbaar worden van deze uitspraak ingevorderd en ingehouden is geweest, op de duur van voormelde ontzegging van de rijbevoegdheid geheel in mindering zal worden gebracht; - verklaart verbeurd het inbeslaggenomene, te weten: 1 Geld Nederlands 100,- euro 2 Geld Nederlands 160,- euro 3 Geld Nederlands 180,- euro 4 Geld Nederlands 15,- euro 2 Geld Nederlands 190,- euro - gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomene, te weten: 3 1 STK GSM Kleur grijs NOKIA 1110 06-16749858 4 1 STK GSM Kleur grijs SAMSUNG sgh-d500 06-22364175 - gelast dat de aan de veroordeelde, bij vonnis van de Kantonrechter Rotterdam d.d. 22 februari 2005, voorwaardelijk opgelegde geldboete ad € 200,00 alsnog zal worden tenuitvoergelegd. Dit vonnis is aldus gewezen door mr. W.A.P. Hillen, voorzitter, mr. J. Wöretshofer en mr. C.M.J. van den Acker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Teeuwissen, griffier, en uitgesproken ter openbare mede te ondertekenen.terechtzitting van deze rechtbank op 2 maart 2007, zijnde mr. W.A.P. Hillen buiten staat het vonnis